16
Het lukt niet zich te verzetten tegen de opdringerige herinneringen. Ze hebben zichzelf losgelaten in haar brein en blijven haar achtervolgen. Misschien is het beter om het te laten gebeuren. Misschien helpt het als ze de geschiedenis gewoon even voorbij laat komen, bekijkt en dan weer opbergt. Alles is immers geschiedenis? Niet alleen Wouter, ook Cocky.
Cocky was inderdaad een mooie vrouw. Cocky was een schoonheid naast wie Irma zich een monster voelde. Alles klopte aan haar, alles was in balans en het meest irritante vond Irma de vanzelfsprekendheid daarvan.
Ze was er vanaf het begin van overtuigd dat ze had moeten weigeren om kennis met haar te maken. Ze had tegen Wouter moeten zeggen dat hij deze vrouw uit haar buurt moest houden, dat ze totaal niet in haar was geïnteresseerd en dat hij zelf ook in de klei kon zakken.
De ochtend na het nachtelijk telefoontje dat haar wereld veranderde, stond ze op met een bonkende hoofdpijn die haar kokhalzend naar de toiletpot dwong. Ze wilde kotsen, maar haar maag was leeg. Ergens in huis was een geluid. Ze probeerde te ontdekken wat het was. Het was de telefoon. Ze strompelde naar het toestel en nam zich voor het gesprek met haar moeder kort te houden. Het was tien uur. Alleen haar moeder belde om tien uur. Alleen haar moeder kon zich niet voorstellen dat er mensen bestaan die op dit tijdstip net of nauwelijks wakker zijn.
Het was Wouter.
Er gebeurde iets vreemds in haar hoofd. Haar gedachten besloten te denken dat ze alles had gedroomd en dat Wouter hartelijk zou lachen als ze hem vertelde over ene Cocky die korte tijd psychiatrisch opgenomen was geweest en hem plat had gekregen. En terwijl ze dit dacht, ontdekte ze wat ze wilde.
Ze wilde door hem gevraagd worden.
Ze wilde officieel de vrouw van Wouter Majoor zijn.
‘Ik vind het geweldig dat je je hebt aangeboden als mijn getuige,’ zei Wouter. De kamer begon te draaien. ‘Ben je er nog? Wat gebeurt er?’
‘Duizelig,’ stamelde ze.
‘Ga even zitten. Ben je te snel overeind gekomen? Werd je net wakker?’
Ze verbrak de verbinding.
Er is een stel binnengekomen en ze zijn op de twee eerste barkrukken gaan zitten. De vrouw zit op de kruk van Wouter. Irma voelt dat ze haar kiezen op elkaar klemt als ze dit denkt. Onzin! Er is hier geen kruk van Wouter, al lang niet meer.
Het stel is zichtbaar verliefd, ze plukken aan elkaar. Ze probeert er niet naar te kijken. De vrouw buigt zich fluisterend naar het oor van de man en ze hapt in zijn oorlel. Irma wrijft als een bezetene de glazen droog en slikt een paar keer.
Het café begint vol te lopen. Ze moet Vince om hulp vragen, er is te weinig mankracht en er ontbreekt iets aan haar overzicht.
‘Voel je je wel goed?’ De stem van Vince klinkt bezorgd. ‘Je bent zo bleek, je hebt toch geen griep gekregen tijdens je vakantie?’
Het verliefde stel wil afrekenen. Godzijdank. Er staan twee oude dames op hun plek te wachten. Irma zou ze persoonlijk op de krukken willen hijsen. Ze glimlachen vriendelijk en bestellen een koffie Grand Café. Irma doet er extra bonbons bij en ook veel slagroom. Voorlopig moeten ze hier blijven zitten en haar geruststellen. ‘Ik heb geen griep, ik moet er alleen even in komen.’
‘Ben je nog verliefd?’ fluistert Vince vlak naast haar.
Ze houdt haar adem in. ‘Hoezo?’
Hij raakt speels haar arm aan. ‘Nou zeg, denk je soms dat ik het niet heb gezien? Je ogen staan vaak dromerig en je bloost snel. Ik dacht eerlijk gezegd dat je met iemand samen op vakantie was geweest.’ Hij komt wat dichter bij haar staan. ‘Ik gun het je. Alleen is toch maar alleen.’
‘Het is niets geworden.’
‘Jammer, meid.’
Hij meent het. Hij is aardig, er is niets mis met Vince. Ze weet dat hij in haar de dochter ziet die hij nooit heeft gekregen. Maar zij ziet in hem niet de vader die ze heeft gemist. Ze ziet in geen enkele man de vader die ervandoor is gegaan, omdat ze dit niet wil. Het boek van haar vader is dicht, al heel lang en heel definitief. Haar vader heeft haar verlaten en dat vergeeft ze hem nooit.